Het economisch belang van mobiliteit
Wat is het economisch belang van het bestaande Nederlandse transportinfrastructuur netwerk? Hoe dat te meten in termen van belang voor Nederlandse ondernemingen en consumenten? De ondergrens van economisch belang is wel te becijferen, maar de bovengrens lastig tot onmogelijk. Dit concludeert het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM)in de notitie ‘Economisch belang van mobiliteit’. Daarin zet het KiM de aanwezige kennis hierover en aanbevelingen op een rij.
Economisch belang van mobiliteit
Het KiM onderzocht recent (2015) de kwantificering van de relatie tussen (nieuwe) infrastructuur en concurrentiekracht. Vervolgens stelde het ministerie van IenW aan het KiM de vraag of en hoe het economisch belang van bestaande transportinfrastructuur is te meten.
Eigenlijk is dit een vraag naar economisch belang van mobiliteit. Dat economisch belang is de combinatie van benutting van infrastructuur door vervoermiddelen die mobiliteit mogelijk maakt. Bijvoorbeeld snelweg en vrachtwagen zijn in samen noodzakelijk voor transportdiensten.
Ondergrens jaarlijks berekend in Mobiliteitsbeeld
In deze notitie zoomt het KiM in op de onder- en bovengrens van het economisch belang van mobiliteit. De berekening van de ondergrens houdt in dat wordt berekend wat er per jaar wordt uitgegeven in tijd en kosten aan transport. Dit doet het KiM jaarlijks in het Mobiliteitsbeeld.
Bovengrens lastig of niet uit te drukken in geld
Vanuit deze invalshoek is een realistische becijfering van maximale waarde (bovengrens) van het economisch belang van mobiliteit buitengewoon lastig, zo niet onmogelijk. Er is geen voorstelbaar nulalternatief voor een situatie zonder transportinfrastructuur. Dat is wel nodig om het consumentensurplus, dat de totale (maximale) betalingsbereidheid voor mobiliteit weergeeft, volledig te kunnen meten.
Wel ontstaat deels inzicht in het belang van het systeem, door te kijken naar de effecten van (grote) maatregelen op het systeem.