Verdieping en verklaring voor recente snelle ontwikkeling congestie 2014-2016
Tussen 2014 (na eerste trimester) en 2016 steeg de congestie op het hoofdwegennet snel met 22 procent. Een deel van het reistijdverlies was eenvoudig toe te schrijven aan de groei van het zakelijk verkeer en lagere brandstofprijzen. 9 procent bleef onverklaarbaar. Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) deed daarnaar verder onderzoek en publiceert de resultaten nu in de publicatie ‘Verdieping en verklaring ontwikkelingen congestie 2014-2016: een verkenning naar de oorzaken achter de snelle ontwikkeling van de groei van de congestie’. Daarin schrijft het KiM de nog onverklaarde 9 procent stijging van de congestie in die periode voor een belangrijk deel toe aan verschuiving van autogebruik naar vroegere momenten in de spits.
22 procent stijging reistijdverlies, waarvan 9 procent niet direct verklaarbaar
Van de plotselinge stijging (22 procent) van de congestie (uitgedrukt in voertuigverliesuren) in die periode kon 4 procentpunt worden toegeschreven aan externe factoren (bevolking, banen, autobezit en zakelijke dienstverlening). Deze was vooral het gevolg van een toename van het zakelijk verkeer. Een andere 4 procentpunt was verklaarbaar door lokale toenames in het autoverkeer op de hoofdwegen, los van de toename van zakelijk verkeer. Nog eens 4 procentpunt was het gevolg van de gedaalde brandstofprijs en 1 procentpunt kwam door een toename van het aantal ongevallen. Iets minder dan de helft (9 procent) van de scherpe toename van het reistijdverlies in 2015 bleef onverklaard.
Verklaring: autogebruik nam vooral toe voorafgaand aan de spits en economische herstel
Het KiM zocht naar een verklaring voor de resterende 9 procent stijging van de snelle toename van het rijtijdverlies op het hoofdwegennet. Uit diepgaande analyses naar diverse factoren bleek die grotendeels toe te schrijven aan de toename van het autogebruik voorafgaand aan de spitsuren. Er trad een verschuiving van het autogebruik op naar vroegere momenten in de spits. Mensen pasten hun vertrektijdstip aan omdat er in de voorgaande periode ruimte rondom en in de piekuren was ontstaan. Dit leidde tussen 2014 en 2016 echter tot een sterke stijging van het reistijdverlies, met als gevolg een breder wordende avondspits.
Hoe het autogebruik zich op het hoofdwegennet ontwikkelde, heeft mogelijk ook te maken met het begin van het economisch herstel in de periode 2014-2016. Relatief veel mensen kregen een nieuwe baan en kwamen daardoor mogelijk verder van hun werk te wonen, waardoor zij grotere afstanden moesten afleggen en eerder van huis moesten vertrekken.
Geen verklaringen: ontwikkelingen in rijgedrag van automobilisten, wijziging snelheidslimieten, trajectcontroles en meer vrachtverkeer
Het KiM analyseerde ook de (recente) ontwikkelingen in het rijgedrag van automobilisten en het gevolg daarvan voor de wegcapaciteit en de congestie. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van smartphones door autobestuurders, het gebruik van nieuwe technologie en interactieve diensten in de auto, links blijven rijden en rechts inhalen. Een aantal experts menen dat (gewijzigd) rijgedrag van automobilisten invloed heeft gehad op de plotselinge groei van het reistijdverlies tussen 2014 en 2016. Hierdoor zou het reistijdverlies hebben kunnen toenemen. Het is dan wel te verwachten dat die toename geleidelijk verloopt en niet plotseling. Aannames waarvoor onderzoek en onderbouwing ontbreken. Het KiM vond geen aanwijzingen die wijzen in de richting van toename van het reistijdverlies door rijgedrag van automobilisten.
Ook de verhoging van de maximumsnelheid naar 130 km per uur, dynamisering van de snelheidslimieten, de ontwikkeling van het vrachtverkeer en de toepassing van trajectcontroles bieden geen verklaring voor de stijging van het aantal voertuigverliesuren tussen 2014 en 2016.