De bereikbaarheidsindicator uitgewerkt voor openbaar vervoer: BBI-ov
Het is mogelijk de Bereikbaarheidsindicator voor ov (BBI-ov) zó in te vullen dat deze beter aansluit op het ov zoals dit voor de gebruiker werkt, en hoe dit door hem beleefd wordt: een ov-netwerk van treinen, bussen, trams en metro’s. Reizigers maken daarin ketenreizen om van deur tot deur te komen. Ze hebben voor- en natransport te voet of per fiets, moeten wachten en mogelijk ook overstappen. Al deze onderdelen tellen op verschillende wijze mee in de als totaal beleefde reistijd van deur tot deur.
Met deze BBI-ov-toepassing kan er gerekend worden aan toekomstige situaties of nog niet ingevoerde maatregelen. Het is ook betrekkelijk eenvoudig om tot landelijke monitoring-overzichten te komen. Deze invulling van de BBI-ov is reeds toegepast in de Nationale Markt- en Capaciteits Analyse (NMCA) 2017. Daarbij is er bij het uitwerken van de BBI voor gekozen zoveel als mogelijk eenzelfde invulling te hanteren voor auto en ov. Het is met kleine aanpassingen van deze systematiek ook goed mogelijk om te komen tot andere toepassingsmogelijkheden van de BBI-ov, die aanvullend inzicht geven. Denk bijvoorbeeld aan het in beeld brengen van de aantrekkelijkheid van ov als alternatief voor autoreizen, of aan het nader inzoomen in studiegebieden om inzicht te krijgen in de oorzaken van een relatief onaantrekkelijke ov-reistijd.
Dit zijn de conclusies op hoofdlijnen van een onderzoeksproject uitgevoerd op verzoek van de directie Openbaar Vervoer en Spoor van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Aanleiding is de wens om met indicatoren voor de bereikbaarheid beter aan te sluiten op openbaar-vervoerbeleid dat de focus legt op de complete deur tot deur reis van de reiziger.