Contouren van een geïntegreerd vervoersysteem
Pas wanneer het aanbod van verkeers- en vervoersvoorzieningen goed aansluit op de verplaatsingsbehoeften, de positieve maatschappelijke effecten maximaal zijn en de negatieve effecten beperkt, is er sprake van een geïntegreerd vervoersysteem. Op dit moment voldoet het systeem (nog) niet volledig aan deze randvoorwaarden. Er is nu dus (nog) geen sprake van een geïntegreerd systeem. Dat concludeert het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid in de notitie “De contouren van een geïntegreerd vervoersysteem”.
De drie hoofdonderdelen van het vervoersysteem
Het vervoersysteem is meer dan alleen een verzameling bewegende fietsen, auto’s, vrachtwagens, trams, treinen en vliegtuigen en de organisatie daaromheen. Onderdeel van het systeem vormt ook onze vervoersbehoefte (reizigers en vracht). Ook de effecten die voortvloeien uit het dagelijks gebruik van de voorzieningen, vormen onderdeel van het systeem. Deze effecten zijn zowel positief, in de zin dat we activiteiten kunnen ondernemen, als negatief, in de zin van veiligheid, congestie en de effecten op leefomgeving en het klimaat. Kijken naar het vervoersysteem in samenhang betekent daarmee kijken naar de samenhang binnen en tussen de drie hoofdonderdelen van het systeem:
- de vervoersbehoefte;
- de verkeers- en vervoersvoorzieningen;
- de effecten van het gebruik van het systeem.
Wanneer is het systeem geïntegreerd?
De drie hoofdonderdelen zijn pas geïntegreerd, wanneer ze in samenhang functioneren. Dat betekent dat moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Verkeers- en vervoersvoorzieningen vormen een samenhangend en als eenheid functionerend geheel, met goede mogelijkheden tot uitwisseling, aanvulling en wederzijdse versterking.
- Verkeers- en vervoersvoorzieningen sluiten zo goed mogelijk aan op de verplaatsingsbehoeften (goederen en personen).
- Positieve maatschappelijke effecten van verkeers- en vervoersdiensten zijn maximaal en negatieve effecten blijven beperkt. De maatregelen om dit te bewerkstelligen houden rekening met de terugkoppeling naar de kwaliteit van de verkeers- en vervoersvoorzieningen en de verplaatsingsbehoeften.
Het huidige systeem is (nog) niet volledig geïntegreerd; wat kan er beter?
Het huidige vervoersysteem blijkt (nog) niet volledig te voldoen aan de drie voorwaarden en kan daarmee (nog) niet worden aangemerkt als volledig geïntegreerd. Zo is bijvoorbeeld het openbaar vervoer op dit moment voor lang niet alle autoverplaatsingen een volwaardig alternatief als het gaat om een acceptabele reistijd. Het volledig uitwisselbaar maken van beide vervoerwijzen zou echter onevenredig hoge (maatschappelijke) kosten met zich meebrengen. Iets vergelijkbaars geldt voor het verbeteren van de mogelijkheden om verplaatsingen met meerdere op elkaar aansluitende vervoerwijzen te maken. Het aandeel van deze zogenoemde multimodale verplaatsingen (circa 3 procent in het personenverkeer) blijkt nog zeer beperkt. Ook hier is niet altijd even duidelijk welke kwaliteitsverbeteringen van alternatieve vervoerwijzen, of juist het opwerpen van drempels/beperkingen binnen de huidige gebruikte modaliteiten, nodig zijn om vervoerwijzen beter op elkaar en op de vervoervraag te laten aansluiten.
Hoe zou het systeem meer geïntegreerd kunnen functioneren?
Door de hoge mate van complexiteit en de grote dynamiek in het huidige vervoersysteem lijkt het er op niet of nauwelijks volledige overeenstemming op de drie voorwaarden te bereiken valt. Het systeem zal daardoor altijd blijven gekenmerkt door afruilen. Volledig ‘geïntegreerd’ wordt daarmee een wat leeg begrip. Het systeem zal zich qua integratie altijd ergens tussen nul en één bevinden. Vanuit dit beeld is het van belang zoveel mogelijk inefficiënties uit het systeem te halen. Hierdoor kan gewonnen worden op het ene doel zonder andere doelen (in grote mate) geweld aan te doen. Daarmee wordt het systeem meer geïntegreerd.
De schets van het vervoersysteem maakt ook duidelijk dat ontwikkelingen en opgaven buiten het domein van mobiliteit kunnen uitstralen naar dit domein. Dergelijke ontwikkelingen zullen altijd vragen om flexibiliteit en adaptiviteit. Bij het vormgeven daarvan kan het behulpzaam zijn om externe ontwikkelingen en beleidsmaatregelen (binnen het eigen domein of binnen aanpalende domeinen) te toetsen aan de drie voorwaarden voor een meer geïntegreerd systeem.