KiM-essay: keuzen voor het spoor

Hoe zullen volgende generaties Nederlanders gebruik maken van het spoor? Lijkt het spoorgebruik van 2050 op dat van nu of zal het ingrijpend veranderen? Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) reflecteert op deze vragen in het essay 'Keuzen voor het spoor'. Met het essay wil het KiM een gesprek op gang brengen over de maatschappelijke rol die het spoor in de toekomst kan spelen. Hoe veranderen onze samenleving en de wensen en mogelijkheden om ons te verplaatsen tussen nu en 2050? Aan welke verbindingen en welk type vervoer is straks de grootste behoefte? Hoe past het spoor - met al zijn kwaliteiten en beperkingen - daarin? En wat betekent dat voor de keuzen voor het spoor? 

De KiM-onderzoekers concluderen in het essay dat het spoor zich pad-afhankelijk ontwikkelt: nieuwe keuzen bouwen voort op oude en hebben de neiging de huidige status quo in stand te houden. Deze status quo is dat het spoor nu vooral in dienst staat van een netwerk van steden, waarbij hoogopgeleiden en studenten tussen deze steden reizen. Partijen maken op dit moment geen aanstalten om het huidige spoor- en dienstregelingsontwerp fundamenteel te heroverwegen. Terwijl dit mogelijk wel nodig is als we de huidige opgaven serieus nemen, zoals het woningtekort, de toenemende druk op de ruimte, gewenste verdichting van de steden, de energietransitie, de circulaire economie en vraagstukken van strategische autonomie.

Toekomstbeelden

De onderzoekers pleiten er daarom voor met behulp van verschillende scenario's na te denken over de toekomst van het spoor. Dit doen zij in het essay aan de hand van 4 scenario's, geïnspireerd op de Ruimtelijke verkenning 2050 van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Vanuit die lange termijnblik zijn meer en verdergaande keuzen voor het spoor mogelijk, dan de opties die nu op tafel liggen. 

Rode draden

Het essay geeft geen antwoord op de vraag welk scenario het meest waarschijnlijk of wenselijk is. Maar er zijn wel elementen die in meer dan 1 scenario een logische plek lijken te hebben. Denk bijvoorbeeld aan een grotere rol voor het stadsregionaal vervoer, kansen om het spoor beter te benutten in samenhang met gedeeld en vraaggestuurd vervoer over de weg, en de potentie van autonome treinen die een heel ander dienstregelingsconcept mogelijk maken. Andere overwegingen die in verschillende scenario's naar vormen komen zijn een afnemende prioriteit voor het spoorgoederenvervoer op het gemengde net, en de optie om de ontwikkelfunctie van het ov veel meer bij de overheid te leggen.

Moeilijk verenigbare doelen

Conclusie uit het KiM-onderzoek is ook dat de lastige afwegingen die moeten worden gemaakt vaak niet expliciet op tafel liggen. Bij wijze van voorbeeld: een spoorlijn die voor alle typen vervoer geschikt is, biedt de flexibiliteit om deze voor meerdere doeleinden in te zetten en de functie in de toekomst te wijzigen. Maar deze flexibiliteit komt wel met een prijs. Het is duur, omdat het stuk spoor aan de eisen van elk type vervoer moet voldoen en het beperkt de capaciteit. Een veel intensiever gebruik van het spoor is mogelijk, tegen lagere kosten en mogelijk minder overlast, maar het vergt wel een bewuste keuze, die de flexibiliteit nu en in de toekomst beperkt.